Al enige tijd wijd ik me aan het onderwerp ‘basiszorg’. Met basiszorg bedoel ik ‘zorg die mensen nodig hebben om hun dagelijks leven te kunnen leven’ en die mensen normaal gesproken zelf (kunnen) doen. Deze zorg wordt gegeven door verzorgenden en verpleegkundigen.
'Basiszorg' gaat in eerste instantie om hulp bij lichaamsverzorging, voeding, uitscheiding en dergelijke, of in gewone taal: helpen met wassen, eten, drinken, plassen, poepen, gebit poetsen, nagels knippen, lippen vet houden, et cetera.  In het ‘grijze gebied’ kunnen (eenvoudige) wondverzorging en metingen ook onder ‘basiszorg’ vallen. Onderdeel ervan is een ‘al handelend relaties leggen’ waarbij de cliënt de mate van afstand of nabijheid bepaalt. En ‘basiszorg’ geven is een vak. Helpen met eten bij iemand met een halfzijdige gezichtsverlamming is anders dan bij iemand zonder deze aandoening.

'Basiszorg' heeft een zeer matig imago. Niet omdat het niet belangrijk zou zijn, maar omdat het weinig glamoureus is of is geworden. Ik zelf denk vooral het laatste, omdat we de laatste decennia meer en meer in een beeldcultuur terecht zijn gekomen. Met een beeld proberen we betekenis over te brengen. Hoe indrukwekkender het beeld, hoe belangrijker de betekenis lijkt te worden. En hoe zet je hulp bij de toiletgang als iets indrukwekkends op een foto? Of hoe breng je het helpen van een volwassene met het eten zo in beeld, dat je denkt: dat is interessant werk?

Ik denk daarom dat het vak van verzorgende of verpleegkundige veelal wordt uitgebeeld met behulp van een vriendelijk lachende zorgverlener die een troostend gebaar maakt naar een veelal oudere cliënt/patiënt, het hoofd van de verzorgende net iets hoger dan het hoofd van de zorgvrager.

Waarschijnlijk om het vak nog wat interessanter te maken wordt bovendien vaak een stethoscoop in beeld gebracht. Zeker als het om een verpleegkundige gaat. Dit levert al met al een beeld op dat eigenlijke niets van de ‘basiszorg’ of de kern van het vak van verzorgende of verpleegkundige laat zien. En dat doet het vak geen goed.


Hoe diepgeworteld dit beeld kan zijn, kwam ik kortgeleden tegen. Ik schreef in een subsidieaanvraag:

Helaas heeft ‘basiszorg’ weinig status, noch in de care, noch in de cure, terwijl in beide settingen basiszorg van essentieel belang is. (…) Zo is bijvoorbeeld op het hoogtepunt van de Coronacrisis in het voorjaar van 2020, de bevolking (via de media) nooit expliciet duidelijk gemaakt dat het grootste probleem van de capaciteit van de Intensive Cares niet een tekort aan techniek is, maar een tekort aan verpleegkundigen om de basiszorg aan deze patiënten te kunnen bieden.

De feedback die ik op dit deel kreeg was: kan dat er niet uit? Want wat hebben die Intensive Cares nu met basiszorg te maken? Stomverbaasd legde ik uit dat juist op een Intensive Care verpleegkundigen heel veel basiszorg aan de patiënten moeten geven. Waarop het antwoord was: ‘Maar die liggen toch in coma?’ 

Hoe kunnen we het vak van deze zorgverleners beter in beeld krijgen? Want als het niet direct doordringt dat mensen die in coma liggen zichzelf echt niet kunnen wassen, zichzelf niet om kunnen draaien, niet zelf kunnen eten, niet hun eigen mond, tanden of haren kunnen verzorgen, niet naar het toilet kunnen gaan en al die andere dingen die een mens in leven houden, niet zelf kunnen doen, dan moet er, voor een toekomst met voldoende verpleegkundigen en verzorgenden, nog heel veel gebeuren rond de beeldvorming van deze beroepen.

Lineke Verkooijen
© 2024 Stichting Academische Verpleeg(t)huiszorg Nederland