Vanmorgen las ik een mooie zin die me maar bleef achtervolgen. Het was bijna poëzie. Vertaald naar mijzelf luidde die zin: Ik heb een intrinsieke interesse in chronische zorg. Al die ‘in-nen’ deden het. Zo mooi had ik het nog nooit verwoord gezien: 'een intrinsieke interesse in'. Maar het klopt wel, dat is wat ik heb, en dan vooral voor zorg die mensen blijvend nodig hebben, zorg die nooit meer overgaat.
Zo kwam ik als vanzelf in de ouderenzorg terecht. Want daar zit de grootste groep mensen die dit type zorg krijgt. Veel mensen hebben de laatste jaren van hun leven blijvend ondersteuning nodig. Meestal gaat het om ADL-ondersteuning en dan dagelijks. ADL = Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen, dus al die handelingen die mensen normaal gesproken zelf uitvoeren. De ADL-ondersteuning betreft zo’n 80% van de totale tijd die onder de noemer ‘zorg’ aan deze groep mensen wordt geleverd.
 
• eten en drinken, inclusief medicijnen innemen; • bewegen, lopen, reizen;
• zorg voor eigen lichaam (hygiëne, warmte); • praten, horen, zien, voelen;
• transfers (in en uit bed komen, in stoelen gaan zitten en weer opstaan, etc.); • ontspannen, zinvolle activiteit (slapen, hobby, sport, zingeving);
• aan- en uitkleden; • sociale contacten leggen/onderhouden;
• plassen en ontlasten; • intimiteit (zoenen, knuffelen, seks).
ADL-ondersteuning

In een soort navolging van het Pareto-principe of de 80/20 regel, ben ik me dus in ADL-ondersteuning gaan specialiseren. En dan vooral in een effectieve en efficiënte organisatie ervan. Effectief, want het moet zo goed mogelijk aansluiten bij wat mensen echt nodig hebben om hun dagelijks leven te kunnen voortzetten. Efficiënt, omdat er steeds meer ouderen komen en steeds minder mensen om die ouderen (dagelijks) te verzorgen.

Ik noem dit type zorg, de ADL-ondersteuning, tegenwoordig ‘verzorgkunde’ in de betekenis: ik zorg voor u als/zolang u (en/of een naaste) het niet zelf kan. Niet te verwarren met ‘behandelkunde’ in de betekenis: ik zorg ervoor dat u weer beter wordt/het weer functioneert.

Ik weet niet precies om welk percentage mensen het gaat dat de laatste periode van zijn of haar  leven ADL-ondersteuning nodig heeft en voor hoeveel maanden of jaren. Die cijfers heb ik niet kunnen vinden. Alle zorg, verzorgkundig en behandelkundig, wordt steeds op een hoop gegooid.

Wel heb ik uitgevonden dat ongeveer 1/3 deel van de verpleeghuisbewoners en 4/5 deel van de oudere thuiszorgcliënten uitsluitend lichamelijke beperkingen hebben. Voor het overige deel (2/3 en 1/5) gaat het (ook) om psychogeriatrische en/of psychiatrische beperkingen.

Ook heb ik gevonden dat er in 2021 ongeveer 475.000 (Zvw) + 200.000 (Wlz)= 675 duizend 65-plussers, in een verpleeghuis of thuis, zorg krijgen waarvan het overgrote deel (tenminste 80%) ADL-ondersteuning is. Tijdelijk, maar vooral blijvend en heel vaak dagelijks. Dat is veel verzorgkundige zorg. En dat wordt alleen maar meer met de verwachting dat in 2040, niet zoals nu 1 op de 5, maar 1 op de 4 van ons ouder is dan 65 jaar.

Om dit te kunnen blijven bemensen wil ik graag twee adviezen delen. Deze zijn:

1. Leidt snel voldoende en kwalitatief goede verzorgkundigen op. Bijvoorbeeld via een 1-jarige hybride opleiding met als toelatingseis: tenminste een vmbo TL. Het diploma geeft tevens recht op 1 jaar vrijstelling voor de huidige opleiding hbo-verpleegkunde en 2 jaar vrijstelling voor een bredere mbo-opleiding in de zorg.
2. Reduceer de aanrijdtijd van verzorgkundigen bijvoorbeeld via het realiseren van wooneenheden die ervaren worden als ‘thuis’ voor tenminste 60 ouderen op (korte) loopafstand van elkaar.

Lineke Verkooijen
© 2024 Stichting Academische Verpleeg(t)huiszorg Nederland